Sluiten

RUGGESPRAAK: Jon van Eerd in gesprek met André Rieu

Jon van Eerd, schrijver, acteur, regisseur én trotse Maastrichtenaar, gaat in deze editie van Navenant Magazine in gesprek met niemand minder dan André Rieu. Twee rasartiesten, opgegroeid tussen de broeders, molens en muziek van Maastricht. Ze praten openhartig over hun jeugd, strenge leraren, eigenzinnige keuzes, familie, liefde en de kracht van blijven geloven in wat je zelf wilt, met humor, ontroering en een flinke snuf Limburgse eigenwijsheid.
FOTOGRAFIE: RAOUL LIMPENS | JANITA SASSEN

JON:                    ​We hebben veel gemeen.
ANDRÉ:​             Is dat zo?
JON:​                    Ik denk het wel. Om te beginnen de St. Jozefschool op de Begijnenstraat. Daar woonden jullie naast toch? In die mooie molen.
ANDRÉ:​             Ja en ik ging er ook naar school. Eerst zat ik op het Aloysius in de Brusselsestraat. Bij de broeders. En dan liep ik iedere ochtend door het Aldenhofpark waar iedere ochtend zo’n klein keffertje stond te blaffen en naar mijn broekspijpen sprong. Ik was doodsbenauwd om daar langs te lopen.
JON:​                    En daarna de St. Jozefschool.
ANDRÉ:​             Ja.
JON:​                    Waar ook broeders waren. Volgens mij was ik er in het eerste jaar dat er ook meisjes op die school mochten. 
ANDRÉ:​             Oh ja.
JON:                    ​In mijn tijd waren er al minder broeders. Het hoofd van de school was ene meneer Hoekstra. Niet zo sympathiek kan ik me herinneren.
ANDRÉ:             ​Ja, ja… de broeder in de derde klas, broeder Fidentius, die heeft mij zo hard op mijn oor geslagen dat het nog dagenlang gepiept heeft. Dat mocht toen nog, hè?
JON:                    ​Ja, die van ons sloeg heel traditioneel met een liniaal op de vingers. En hij trok aan mijn haren.
ANDRÉ:​             Ik moest eens iets laten ondertekenen. Ik weet niet meer wat. En toen ‘klats’ heeft hij mijn hele klokkenhuis aan diggelen geslagen.
JON:​                    Heftig.
ANDRÉ:             ​Later hoorde ik dat Udo Jürgens, die zat bij de Hitlerjugend toen hij heel jong was, precies hetzelfde heeft gehad.
JON:​                    Ze wisten precies waar ze moesten slaan.
ANDRÉ:​             Van welk jaar ben jij?
JON:​                    Van zestig.
ANDRÉ:​             Oh, ja dat scheelt toch wel, ik ben van negenenveertig.
JON:​                    Wij waren ‘kieskoppen’. Ik ben wel geboren en getogen in Maastricht maar mijn ouders waren Brabanders.
ANDRÉ:​             Mijn ouders waren ook geen Limburgers. Haarlem en Bussum.
JON:​                    Oh, HA HA dus dan kan jij ook nooit Prins Carnaval worden.
ANDRÉ:​             Nee, HA HA HA.
JON:​                    Mè dat wilste aoch neet.
ANDRÉ:​             Nein. HA HA althans noch neet.

Het hele artikel lezen? Bestel hier Navenant editie 5 2025.

Misschien vind je dit ook interessant

Eva Crutzen: Lachen en huilen in één adem

Eva Crutzen: Lachen en huilen in één adem

Ze kan je in één scène laten lachen en in de volgende keihard raken. Dat voortdurende schakelen tussen licht en donker tekent haar als maker.

Lees meer
Jong talent bruist in Limburg

Jong talent bruist in Limburg

Ze zijn jong, getalenteerd en hebben een portie lef waar je nu al u tegen zegt.

Lees meer
Kerst-amuses met Thaam

Kerst-amuses met Thaam

Winterse recepten

Lees meer
Wij helpen u graag verder
Velden met een * zijn verplicht